woensdag 27 mei 2015

GERIEFHOUT

Bij de boerderij
Weet nog iemand wat geriefhout is?
Ik zal het je vertellen, want tenslotte is dit een blog met vertellingen.
Geriefhout is de verzamelnaam voor aanplant van bomen die boeren vroeger bij of dichtbij hun boerderij hadden staan.
Dat kon een bosje van enkele tientallen vierkant meters zijn, op korte afstand van de boerderij. De naam kan ook slaan op een rijtje bomen en struiken bij de boerderij zelf. En zelfs een rij bomen en struiken als afscheiding van weilanden of akkers kon dienst doen als geriefhout.
De naam zegt eigenlijk al waar het toe diende.
Zulke aanplant leverde hout ten gerieve van de boer en zijn gezin.
Je moet je voorstellen dat men in vroeger dagen zelfvoorzienend was.
Dat is heus niet iets nieuws van deze tijd.
Het enige verschil is dat de achterliggende noodzaak verschilt.




Of bij de akker
De boeren waren het omdat er geen andere mogelijkheden waren.
Ze hadden het meestal niet breed. En als ze wel geld hadden, dan waren er in dorpen geen winkels waar je bij voorbeeld gereedschap kon kopen.
Dus maakten ze dat zelf van hout dat ze voor dat doel hadden aangeplant.
In de polder waar ik regelmatig kom, is het altijd al drassig geweest.
In zulk gebied groeien van nature veel wilgen, elzen en berken.
Van wilgenhout vlocht men onder andere manden en stoelzittingen. Je kon er ook matten van vlechten en die weer verstevigen met klei of modder.
Altijd bruikbaar. Er werden ook fluitjes van gesneden om heksen te verjagen.
De schors werd gebruikt als pijnstiller en uit het hout werden klompen gesneden. Klompen kon je ook goed uit elzenhout vervaardigen, hoewel dat zachter was en dus ook minder duurzaam. Zulk zacht hout was het meest geschikt om lepels, kommetjes en schalen te snijden.




Straatoplichting
Berken zijn minder bruikbaar als houtleverancier. Het hout is veel te zacht.
Dat komt omdat ze zo snel groeien.
En dat is nu precies waarom de immer praktische boer ze toch aanplantte.
Snelgroeiende bomen zijn handig als je een windkering nodig hebt naast je huis.
En als je ze aanplantte langs het pad naar je huis had je 's avonds plezier van hun witte stammen. Je moet je voorstellen dat er in vroeger tijden geen straatverlichting was .
In ieder geval niet in de polder. Als je dan met je olielamp naar huis kwam, was je blij dat de witte stammen je de weg wezen.
Geriefhout is eeuwenlang bepalend geweest voor het beeld van de Hollandse polder.
Ik heb van de week eens rondgereden in "mijn" polder, op zoek naar geriefhout of desnoods de restanten ervan. Ik moest nog flink zoeken, zeg.
Want de ruilverkaveling heeft van de polder een vlak weidelandschap gemaakt.
En de moderne boer haalt zijn gereedschap bij de corporatie. En zijn bestek, kommen en schalen bij de grote winkelketens, net als wij.
Het geriefhout is dus aan het uitsterven. En daarmee vervaagt mijn romantische beeld van de polder met zijn boerderijen. Daar word ik soms een tikje nostalgisch van.
Maar dan troost ik me met de gedachte dat nostalgie ook romantisch is.





donderdag 21 mei 2015

FLUITJE 2

Aan het gereedschap zal het niet liggen
Doorgaans schrijf ik niet twee verhalen achter elkaar over hetzelfde onderwerp.
Maar deze keer wil ik een uitzondering maken om mijn trouwe lezers ter wille te zijn.
Ik kreeg namelijk een aantal reacties waarin me gevraagd werd hoe het experiment met het fluitje is afgelopen. 
Welnu, over mijn poging om een werkend fluitje te snijden kan ik kort zijn: MISLUKT! 

Een werkend fluitje?     Daar kun je naar fluiten. 
Ik kreeg het met mijn anderhalve hand niet eens voor elkaar om een niet werkend instrumentje te produceren. En ik had uit principiële overwegingen maar één stengel meegenomen. 
Dus dan zou dit het einde van het verhaal van vandaag zijn, ware het niet dat ik buiten de waard had gerekend. Of beter gezegd: buiten de waardin, in de persoon van een van mijn zussen. Ze kwam vanavond op bezoek met in haar hand...  een bosje witte polderbloemen. 
En met een lachend gezicht. Ook zij was benieuwd hoe een fluitje van fluitekruid zou klinken. En derhalve had ze een stengel geplukt en meegenomen. 
Volgens de aanwijzingen die ik vanuit overlevering wist te vertellen heeft ze bij mij in het keukentje een fluit gesneden. Dat wil zeggen dat ze de stengel keurig volgens het boekje bewerkt had, maar er kwam geen enkel geluid uit. 




Vooral vermaak
We vermoedden dat de fluit wellicht iets te lang was, dus heeft ze hem een stukje ingekort. Zelfs tot twee keer toe. Maar het resultaat bleef bedroevend. 
Nou ja, bedroevend.... We moesten er eigenlijk wel om lachen. 
De enige die het experiment zeer nauwlettend en serieus observeerde was Jaap, mijn valkparkiet. Achteraf vroeg ik me af of hij soms een toon hoorde die wij niet konden horen. 
In dat geval hebben we per ongeluk vandaag 's werelds eerste valkparkietenlokfluitje uitgevonden. En een fantastisch woord voor scrabble of wordfeud. 
Enfin, we hebben de proef maar gestaakt. 
En omdat mijn zus, net als ik, vind dat je niet zomaar bloemen of planten uit de natuur moet plukken, besloot ze de bloemen die aan de stengel zaten in een vaasje te zetten. 
Op die manier heeft die ene stengel in ieder geval nog twee doelen gediend. 
Drie eigenlijk, want ook dat vaasje met bloemen vond Jaap duidelijk erg interessant. 
Gelukkig kwam hij na enkele pogingen om de blaadjes op te eten tot de conclusie dat ze niet echt lekker waren. Een experiment dat ik graag aan hem over heb gelaten. 
Al met al dus een avond ter lering ende vermaak. 

Al snap ik er geen fluit van waarom....   ach laat maar.




vrijdag 15 mei 2015

FLUITJE

Alles kleurt wit
Een fluitje is een klein bierglas. Of een oblie. Of een waterral.
Of zelfs gewoon een fluitje!
Iedereen weet wat een fluitje is en hoe het klinkt.
Neem nu een scheidsrechtersfluitje. Je ziet het beeld voor je en je hoort het geluid al in gedachten.
Of bij voorbeeld een hondenfluitje. Zo'n fluitje wat jij zelf niet of nauwelijks hoort, maar je hond des te beter?
Denk eens aan zo'n gekleurd plastic blokfluitje voor kinderen. Hoor je dat irritante voortdurende en valse geluid al?
En je weet ook hoe een dwarsfluit klinkt. Of een panfluit.
Ik weet dat natuurlijk ook. Maar vanmiddag reed ik weer eens door de polder en daar zag ik overal fluitekruid staan. Een plant die in deze tijd van het jaar overal te bewonderen is. Alle wegkanten kleuren wit van de bloemenschermen.




Een zo dik mogelijke stengel
Ik vind het elk voorjaar weer een prachtig gezicht.  En ik vind de naam zo leuk.
Toen ik nog regelmatig publiekswandelingen gidste vertelde ik mijn toehoorders dat kinderen vroeger fluitjes sneden uit de stengels van het fluitekruid. En dat de plant daar zijn naam aan te danken heeft. Maar... je raadt het al: Ik heb eigenlijk geen idee hoe zo'n fluitje nu klinkt.

Het enige dat ik ervan weet, is dat je (uiteraard) een zo dik mogelijke stengel moet kiezen.
Die moet je dan twee keer vlak onder een knoop afsnijden. Zodat je een pijp krijgt met één open kant en één dichte. Vervolgens dien je dichtbij de dichte kant de stengel over de lengte een keep te geven van ongeveer 10 cm. En voilà: de fluit is klaar!
Een fluitje van een cent en toch gratis.
En nu vraag ik me al de hele avond af wat voor geluid een dergelijk fluitje toch voortbrengt.
Een soort gepiep zoals ik als kind maakte met een grasblad tussen mijn duimen?
Of meer als het eendengekwaak dat je kon produceren met een duivenring en een stuiver?
Het laat me niet meer los. Ik wil het weten . Dus misschien ga ik morgen een paar stengels halen. En dan ga ik het proberen. Het is toch een fluitje van een cent?  Kinderwerk?
En dan zou ik het zelf nu niet voor elkaar krijgen?
Dat zou me een aanfluiting zijn!



Elk plekje met wat gras volstaat

Bloemenschermen


















Wegkanten vol, zover het oog reikt

woensdag 6 mei 2015

TROEBEL

Weer een mooi oud woord: troebel. Zoals bekend, hou ik van zulke oude woorden.
En ik hou van meer oude zaken. Neem nu de stad waar ik inmiddels 11 jaar woon.
In die jaren ben ik mijn stad gaan waarderen. En die waardering is stilaan tot liefde gegroeid.
Het is een stad met een gezellig en vooral mooi oud centrum, waar nog restanten van de stadsmuren uit de veertiende en vijftiende eeuw bewaard zijn gebleven.
En er is zelfs een complete straat waar de huizen in de vijftiende eeuw gebouwd zijn van de stenen van de afgebroken oudste stadswal. Die straat heeft een zeer toepasselijke naam: Muurhuizen. De huizen die gebouwd zijn van de muur.
Als ik met mijn scootmobiel rondrijd in het centrum zie ik overal prachtige oude gebouwen. Sommige dateren oorspronkelijk ook nog uit die veertiende eeuw.
Andere weer uit de de drie eeuwen daarna. In al die centennia zijn ze meermalen gemoderniseerd, steeds volgens de normen van de betreffende periode.
Eén van de belangrijkste veranderingen aan de oorspronkelijke huizen was het aanbrengen van glazen ramen, vermoed ik. Wat zal dat een verandering geweest zijn!
Tot dan toe hadden alleen paleizen, kerken en kloosters een dergelijke luxe.




Maar dan wordt het ook betaalbaar voor de gegoede burgers en rijke kooplieden.
In plaats van alsmaar te leven in donkere ruimtes konden de bewoners ineens bij al hun bezigheden zonlicht zien. De geschiedkundigen hadden die periode ook best de Verlichting kunnen noemen wat mij betreft.
Nou moet je je overigens geen heldere ruiten voorstellen zoals wij die nu kennen.
Deze ruiten werden gemaakt van erg troebel glas. Vaak had dat een gele of groene waas.
Men wist nog niet hoe het helder te maken.
En bovendien kon men destijds geen ruiten maken van één dikte. Ze waren in het midden meestal dikker dan aan de randen. En ze waren klein; maximaal 15 centimeter hoog en breed. Gevat in dikke loden randen, die het zicht op de buitenwereld ook niet bevorderden.
En dergelijke ruiten vind ik nu leuk om te fotograferen.
Omdat die noviteiten van de veertiende eeuw in mijn hedendaagse ogen artefacten zijn.
En ik hou nu eenmaal van artefacten.
Ik ben als mens in de eenentwintigste eeuw in dat opzicht nog steeds een beetje als de ruiten uit de veertiende eeuw: lichtelijk getroebleerd.







zondag 3 mei 2015

OUWE KOEIEN

Toupetje
Ik heb eens een poosje overal waar ik kwam koeien gefotografeerd. In de polder, langs landweggetjes, bij kinderboerderijen, tijdens weekje weg... overal.
En het is me toen opgevallen dat er in de polders waar ik regelmatig kom in bijna alle weilanden maar één ras te zien is: Holsteiners.
Dat zijn van die hooggebouwde schonkige melkkoeien. En omdat hun horens afgezaagd zijn, lijkt het of ze een slecht zittend toupetje op hun kop hebben.
Ik heb uit gesprekken met boeren begrepen dat het goede melkkoeien zijn, maar ik kan ze niet mooi vinden.
Ik hou van de ouderwetse rassen. Rassen als Fries -Hollands bont.
Dat zijn in mijn ogen nu mooie koeien; laaggebouwd, niet zo mager en rood- of zwartbont. Ik was dan ook blij dat er in de polder steeds meer hobbyboeren gekomen zijn die niet slechts economische normen hanteren.
Ik zie bij hen tegenwoordig steeds vaker een wei met daarin een stier, twee of drie koeien en wat jongvee dat gewoon nog een jaartje mag blijven.
Al zijn dat dan meestal wel buitenlandse vleeskoeien.



Oorbellen
Want de uitheemse vleeskoe is populair bij de hobbyboeren.
Ik kom in de polder steeds vaker rassen tegen als Blonde d'Aquitaine, Charolais en Yersey. Fraaie dieren om te zien. Ze zijn ook bijzonder fotogeniek, maar...
ik vind bij nader inzien toch dat ze niet thuishoren in "mijn" Hollandse poldertje.
De hobbyboer biedt dus ook de oplossing niet voor mijn onvrede.

Nee, ik ben tot de conclusie gekomen dat ik domweg terug verlang naar de beelden uit mijn jeugdjaren. Naar weilanden die omheind werden door bosschages en scheve houten hekjes in plaats van door prikkeldraad. Naar de pracht van weidebloemen tussen het gras. Naar koeien die nog horens mochten dragen. Wat zou ik die ouwe koeien graag weer uit de sloot halen.



Toch fotogeniek


woensdag 29 april 2015

OLIEVENTJE

Capriolen
Een van mijn favoriete tekenfilms is nog altijd Junglebook.
Het is inmiddels wel een tamelijk oude film, maar toch. Van de week nog heb ik op You Tube naar een paar liedjes uit Junglebook gekeken en geluisterd.
Heerlijk nummers als "Ik lijk op jou".en "Als je van beren leren kan".
Ik kan zo genieten van die beelden en van de goede jazz.
Maar waar ik nog het meest om moet lachen is het fragment "Kolonel Hathi's mars".
Daarin ziet Mowgli de olifanten marcheren onder de strenge leiding van Hathi de olifantstier. Helemaal achter in de kolonne loopt zijn zoontje. Een koddig klein olifantje dat erg zijn best doet om net zo imposant te zijn als zijn vader.
Hij doet enorm stoer, maar door zijn geringe formaat, zijn piepstemmmetje én de opstaande haartjes op zijn koppie is hij alleen maar des te lachwekkender.
In het dierenpark waar ik nogal eens kom woont ook zo'n jong olifantstiertje. Hij heet Kyan en hij is nu 3 jaar oud. Hij is het evenbeeld van Disney's olifantje. Of is het eigenlijk andersom? Hij is hoe dan ook zó leuk om naar te kijken. Net als alle jonkies van grote diersoorten is hij een beetje onhandig en lomp in zijn bewegingen. Hij heeft de coördinatie nog niet goed onder controle. Daarbij is hij uiteraard speels en hij haalt daardoor capriolen uit die niet passen bij zijn grote lijf.




Aan de kant!
 Kyan is de koddigheid zelve. De clown van de familie. Al vindt hij dat zelf niet, vermoed ik.
Hij heeft duidelijk een ander beeld van hoe hij overkomt.
Hij komt soms naar buiten lopen met een houding die slechts op één manier te duiden is:
"Aan de kant! Want ik kom eraan!" Dreigend stampvoet hij dichterbij, imponerend met zijn kleine slagtandjes. Hij wordt later vast een strenge kolonel, net als Hathi. Een grote, indrukwekkende olifantstier met vervaarlijke slagtanden. Een kolonel om bang van te zijn.
Maar tot die tijd durf ik nog wel het lied van Disney te neuriën als ik hem zie aankomen.
"Ja, een olifant loopt door. 
Hup twee, drie, vier. 
Een twee, hup, 
twee drie vier.

Oh ja, je hoort ons al van ver. 
Want een olifant is fair. 
Ja, hij bonkt en stampt 
naar het legerkamp".

En dan hoor weer ik het piepstemmetje van het kleine ventje afsluiten: "Als een echte militair!"

www.youtube.com/watch?v=Ntj4Vdzzv1k




Want een olifant loopt door...

Als een echte militar

zondag 26 april 2015

PRINSJESDAG

De tsarina, moeder van de prinsen
Ik hoor je denken: "Wat? Prinsjesdag? Bedoelt hij soms Koningsdag?"
Nee hoor, ik wil bedoel echt Prinsjesdag, want die dag heb ik van de week meegemaakt. En wel in het dierenpark waar ik met regelmaat een middag doorbreng. In dat park woont namelijk niet alleen de koning der dieren, de leeuw.
Er is daar een Stad der Oudheid, een mooi nagebootste stad uit het Midden Oosten.
En in die stad woont de tsaar der dieren: de siberische tijger.
Hij woont er met zijn gade en zijn drie zonen, de prinsjes. Ze zijn bijna één jaar oud en ze heten Fedor, Sergei en Nicolai.
De drieling vormt uiteraard een trekpleister voor publiek uit alle delen van het land. Iedereen wil leuke foto's maken van stoeiende tijgertjes. Of van een brutale welp die met de overmoed van de jeugd zijn vader aanvalt.
Ook een slapende drieling, dicht tegen hun moeder aan liggend, is een reden voor tientallen mensen om zich te verdringen bij het verblijf.
Ze staan er met mobieltjes te fotograferen en met huis- tuin- en keukencamera's. En er komen hobbyisten met zeer professionele apparatuur.
De prinsjes wennen daardoor al aan hun latere rol als tsaar in een ander dierenpark.
Ze zijn al met de prins over de Maas geweest, zoals de uitdrukking luidt.




Dromen over prinsessen
Al die drukte is niets voor mij. Het is lastig om je te bewegen met een scootmobiel tussen tientallen mensen die allemaal vooraan willen staan.
Ik heb het een aantal malen geprobeerd. Maar sinds ik een keer per ongeluk de hielen van een dame heb geraakt, keer ik om als ik teveel mensen ontwaar bij de tijgers.
Dat is dan een dag voor de prins. Hetgeen bepaald niet hetzelfde is als een Prinsjesdag.

Een Prinsjesdag is zo'n dag als van de week. Ik reed naar het buitenverblijf van de familie en.... ik zag er niemand! Wat een weelde. Ik kon ongehinderd tot dicht bij het glas rijden.
En daar zag ik de prinsen. Kennelijk niet in een speelse of brutale bui. Nee, ze lagen met koninklijke waardigheid niets te doen. Of misschien droomden ze van toekomstige paleizen. Of van leuke tijgerprinsessen. Of van de verantwoordelijkheden van hun positie. In ieder geval lagen ze met de adellijke uitstraling tijgers eigen in het zonnetje te poseren voor mijn camera.
De resultaten zijn geen actiefoto's.
Ze zijn in mijn optiek echter minstens zo spectaculair.
Als ik ze hier thuis terugkijk, hoor ik in gedachten tromgeroffel. En ik hoor een stem schallen: "Aanschouw uw toekomstige tsaar!"
Ik had daar in mijn uppie een geweldige Prinsjesdag. Leve de prinsen! Driewerf hoera!


Dromen over paleizen

Of over je toekomstige positie

woensdag 22 april 2015

BONT

We kennen nogal wat homoniemen in onze taal.
Woorden die meer dan één betekenis hebben. Bont is zo'n woord.
Als je er een woordenboek op naslaat, dan kom je met gemak tot wel 10 betekenissen. Zoals onder andere verwerkte dierenhuid, een bepaalde manier van weven, een virus bij planten, gemengd, opzichtig en veelkleurig,
En bont betekent ook nog "wit met donkere vlekken bij dieren".
Dat laatste nu is waar ik vanmiddag aan moest denken. Ik zag namelijk in een weiland twee scholeksters. Leuke kleine steltlopers met hun oranje snavels.
Hoe ze hun naam hebben gekregen lijkt me wel duidelijk. Ze lijken met hun zwart en witte verenkleed op een afstand erg op eksters.
Maar ik noem ze liever bij hun volksnaam: Bonte Piet. Net als de meeste volksnamen ook zeer duidelijk. Ze zijn bont in de betekenis van wit  en zwart gevlekt. En piet zou een verwijzing kunnen zijn naar het geluid dat ze maken.



Dat zien we ook bij de kievit en de grutto. Allemaal vormen  van klanknabootsing. Bij woorden noemt men dat een onomatopee.
Dit terzijde, want dat is weer een geheel ander verhaal over taal. Ik had het over de Bonte Piet. Niet te verwarren met de bonte hond, want.. Nee, ik hou op met al die associaties over taal. Niet omdat ik het niet leuk vind, maar ik vrees dat het de lezer in verwarring brengt.
En zo bont wil ik het niet maken.
Ik was eigenlijk bij aanvang slechts van plan om te vertellen dat
ik vanmiddag twee scholeksters heb waargenomen. En dat ik dat zulke grappige vogels vind om te zien. Ze hebben in mijn ogen iets clownesk in hun verschijning. Ik kon het gewoon niet laten om te stoppen om er met de hulp van mijn verrekijker even van te genieten. Ze waren enorm druk bezig met voedsel zoeken. Dat doen ze door me hun snavel in de bodem te wroeten.
Ze hadden niet eens in de gaten dat ik er stond.
Ineens vlogen ze op om uit te rusten op een steigertje verderop. Dat leverde me nog een paar leuke foto's op. Tevreden kon ik huiswaarts keren, naar het bonte gewoel van de stad.








x

x



vrijdag 17 april 2015

STRUIS


Als U begrijpt wat ik bedoel
Struis is weer zo'n ouderwets woord. Een woord dat zelden meer door iemand gebruikt wordt.
En zoals veel woorden uit die categorie vind ik het een mooi Nederlands woord.
Voor de jongeren onder jullie zal ik even vertellen wat het betekent.
Het woordenboek geeft onder andere het volgende aan: potig, kordaat, robuust en kloek.
Ik hoor jullie nu bijna denken: "En wtf betekenen die woorden dan nu weer?"
Welnu, "robuust" bij voorbeeld is een synoniem voor "stevig gebouwd".
En "kloek" is een ander woord voor "groter dan gemiddeld". Maar het betekent ook "hen" of "kip".
En eigenlijk is mijn onderwerp van vandaag een kloeke kloek. Of een struise struis, zo je wilt.
"Als U nog begrijpt wat ik bedoel."om heer Bommel vrij te citeren.

Ik kan het ook in simpel en hedendaags Nederlands zeggen: Ik wil het over de struisvogel hebben.
Maar dat vind ik bij lange na niet zo aardig als mijn eerdere en omslachtige omschrijving.
Vergeef het me maar; ik ben namelijk door mijn DNA verknocht aan mooie, grappige en zelden gebruikte woorden. Jawel: Het is erfelijk bepaald. Mijn broer en al mijn zussen hebben het en onze kinderen ook. En zelfs de generatie daaronder begint al... Dus ik kan het niet helpen.

We hebben een struis DNA, zeg maar.




Terug naar de struisvogel.
Mijn kop in 't zand? In de lucht!
De struthio camelus zoals hij in het Latijn heet.
De grootste en ook de zwaarste vogel ter wereld. Hij wordt gemiddeld rond de 2 meter hoog.
En hij weegt, alweer gemiddeld, zo'n 120 kilo. Dat is best struis te noemen, toch?
Deze vogels kunnen niet vliegen.
Om hun grote en zware lijf de lucht in te krijgen zouden ze gigantisch grote vleugels moeten hebben. Dat zou erg onhandig zijn. Dus is hij maar gewoon tot de loopvogels gaan behoren.
En dat is nog niet alles.
De struisvogel is namelijk een heel snelle loper. Hij rent met gemak een afstand van 20 kilometer met een snelheid van 25 kilometer per uur. En als hij een sprintje trekt, haalt hij zelfs snelheden rond de 70!

Maar vreemd genoeg is hij het meest bekend door een  stilstaande houding.
Die met zijn kop in het zand.
En nog vreemder is dat de struisvogel in werkelijkheid helemaal nooit zijn kop in het zand steekt. Waarom zou hij ook?





Zoals de trouwe lezer inmiddels al weet, kom ik regelmatig in de dierentuin bij mij in de buurt.
En daar hebben ze een savanne. Dat wil zeggen dat er een redelijk groot terrein is met zebra's, giraffes, watusi runderen en elandantilopes. Maar geen struisvogels. En dat bevreemdt me.
Want er zijn wel struisen in het park. Maar die staan helemaal aan de andere kant. In een niet al te groot terrein, samen met enkele gazelles. Waarom lopen ze niet op de savanne, waar ze van nature ook thuishoren? Samen met de zebra's.
Dit struist volledig tegen mijn gevoel van logica in.

Oh nee! Dat moet "druist" zijn.... Ik kan het niet laten om woordgrappen te maken.
Vergeef het me maar; ik ben namelijk door mijn DNA verknocht aan grapjes met woorden. Jawel: Ook dat is erfelijk bepaald. Mijn broer en al mijn zussen hebben het en....
Ach, dat DNA blijft struis..







maandag 13 april 2015

KLEUREN


De slootkant kleurt geel
Het voelt echt aan als lente als ik buiten ben.
En toen ik vanmiddag door mijn geliefde polder reed, viel me ineens iets op. Namelijk dat er bij de lente een bepaalde kleur hoort in de natuur. En dat is niet dat frisse groen, maar het is geel. Veel voorjaarsbloeiers hebben gele bloemen. Denk maar eens aan crocusjes en aan forsythia. Maar ook wilde bloemen, of onkruiden als je dat liever zegt, kleuren de lente geel. Ik zag in vrijwel alle slootkanten hele plakkaten van gele bloemetjes. Ik weet de soortnaam ervan niet. Ik herken ze wel als leden van de familie der composieten. En ik kan met mijn scootmobiel natuurlijk niet de schuine slootkant inrijden om ze nader te bekijken. Maar daar gaat het me deze rit ook niet om. Ze zijn geel en daar had ik het over. En verderop zie ik nog meer gele bloemen. Dichterbij gekomen zie ik dat het narcissen zijn in de voortuin van een boerderij. Telt dat ook mee? Ja, ik vind van wel, want ook de narcis is een typische voorjaarsplant.



En kijk daar! Daar zie ik nog meer geel. Snel ga ik  kijken wat dat voor plant is.
Chinees klokje
Het blijkt een forsythia te zijn bij een van die prachtige oude boerderijen die ik tijdens mijn ritje tegenkom. Forsythia of Chinees klokje, zoals de struik in de volksmond heet. In de traditionele Chinese geneeskunde werd  de struik gebruikt om bloed te zuiveren. Bij ons is het  gewoon een mooie heester om in de tuin te hebben. En alweer zo'n typische voorjaarsbloeier. En alweer geel.
Is geel dan de enige kleur die je tegenkomt in de polder nu?
Nee hoor; er groeien overal wilde plantjes in de bermen die andere kleuren hebben. Ik zie bij voorbeeld ook de paarse bloemetjes van de brunel op veel plaatsen. Een onkruid, want het dient de mens tegenwoordig nergens meer toe. Vroeger werd het onder andere gebruikt om bloed te stelpen en om kneuzingen te genezen.. Nu is het "slechts" een mooi plantje om te zien. En dat is ook niet onbelangrijk.






Brunel

En op de dijk valt me nog een kleur op: Zwart. Er lopen  daar namelijk ooien met
hun lammetjes. Zowel de moeders als de kinderen hebben een witte vacht.
Behalve dat ene kind; dat is zwart.
En onmiddellijk voel ik sympathie voor dat ene lammetje. Het zwarte schaap in de familie. Degene die nét even anders is dan de anderen.
Dat herken ik uit mijn eigen jeugd. Ik was ook net dat beetje anders.
Niet in kleur uiteraard, maar in mijn gedrag. En dat maakt je figuurlijk ook zwart tussen de witten.
Zo, dat weet je nu ook weer van me. Niet dat ik het erg vind hoor. In dit geval is het prima om kleur te bekennen. Ik ben graag nét even anders.
"I am proud to be black."

Ik heb ook nog een andere kleur gekregen. Van ruim 4 uur in het zonnetje rijden.
En die kleur bevalt me eigenlijk nog het best....

donderdag 9 april 2015

DRUK

Welzijn
 Nu schreef ik een paar dagen geleden nog dat ik zoveel tijd had.
Dat had ik niet moeten doen, want Vadertje Tijd heeft me meteen weer even op mijn plek gezet. Ik heb gewoon niet eerder de gelegenheid gehad om weer een stukje te schrijven. Ik ben er wel mee bezig geweest hoor.
Van de week was het namelijk zulk lekker weer dat ik besloot om het nieuwe boerenerf in de dierentuin eens te gaan bekijken en er wat foto's te maken voor deze blog.
Dat erf is de nieuwe versie van de kinderboerderij. Mooie ruime verblijven zijn het geworden. Ik vroeg me af hoe ze aan zo veel ruimte gekomen waren, terwijl ze op dezelfde plek gebouwd hebben. Want meer ruimte is er niet..
En ineens zag ik het: de kinderen kunnen nu niet meer tussen de dieren rennen en met ze spelen. Ze kunnen alleen nog vanaf de buitenkant naar de dieren kijken. Blijkbaar is deze nieuwe opzet gebaseerd op het welzijn van de dieren. Dat is natuurlijk een loffelijk streven. Maar.... Ik heb die middag alleen al vier teleurgestelde huilende kinderen gezien.



Teleurgesteld omdat ze niet meer met de geitjes kunnen knuffelen. Of de konijnen
Waar blijven de kinderen?
kunnen aaien. Niet meer achter de kippen aan kunnen rennen.
Enfin, de oude kinderboerderij is passé en het boerenerf heeft zijn intrede gedaan. De moderne tijd. En dus ook een modern erf. Want in mijn ouderwetse beeld van een boerenerf lopen kippen rond, waar je best achteraan mag rennen.
Een plek waar altijd wel jonge hondjes zijn, die je kunt knuffelen. Of een nest kittens in de hooiberg, die je in je armen kunt houden. En de koeien kun je er aanraken, als je durft. Ik ben ook danig teleurgesteld, ook al huil ik niet.
En daar ben ik dan druk mee. 

Maar ik heb toch het erf het voordeel van de twijfel willen geven. Dus ben ik er een uurtje gebleven om de sfeer te proeven en om foto's te maken. Dat laatste is goed gelukt, want mijn zicht op de dieren werd uiteraard niet belemmerd door hordes kinderen. Ongehinderd kon ik de haan, de kippen, de geiten en de varkens op de gevoelige plaat vastleggen. Bij thuiskomst zag ik tot mijn verbazing dat ik er ruim 80 foto's had gemaakt! Van 4 diersoorten...



 En toen ik de foto's van de andere dieren van die middag erbij optelde , kwam ik op 178.
Dus dat betekende 178 afbeeldingen één voor één op het scherm van mijn pc bekijken. Uitsneden maken om een mooiere compositie te verkrijgen. Al die foto's een beetje bewerken om licht en donker meer in balans te brengen. Uiteindelijk kan ik er maar 4 plaatsen, dus moet ik ook een selectie maken. En dat vind ik nog het moeilijkst.
En daar ben ik aardig druk mee. 

En als ik dan als laatste dit stukje erbij geschreven heb, ben ik nog steeds niet tevreden. Ik lees het wel 10 keer opnieuw, omdat ik wil dat het eindresultaat goed is. 
Elke keer maak ik aanpassingen om een zin nét iets beter te laten passen.. En elke keer vraag ik me af of het onderwerp interessant genoeg is. Of het geheel leesbaar is. 
Of de foto's mooi genoeg zijn. Of......

En daar ben ik dus steeds zo druk mee. 
Druk, druk, druk.







Helemaal niet druk, druk, druZZZZZZZZZZZZZZ

zaterdag 4 april 2015

TIHIHIHIME

Weg is de stad
De Schammer is een klein natuurgebied tussen Amersfoort, Leusden en Stoutenburg.
Het is voor mij met de scootmobiel ongeveer een kwartier rijden.
Wonderbaarlijk vind ik dat. Ik rij weg uit de levendige oudste wijk van Amersfoort.
Dan volg ik een paar minuten de ringweg door het centrum van de stad, met alle drukte van dien. Het laatste stukje zie ik dan de gigantisch hoge flats in de wijken  Randenbroek en Schuilenburg. Nog even een tunneltje onder de A28 door en... weg is de stad.

Ik zie ineens alleen nog bomen, water, een paar boerderijen en veel vogels.
Het voelt alsof je in een totaal andere wereld stapt. En het lijkt voor mijn gevoel ook alsof in die andere wereld een andere tijd heerst.
Ik rij er stapvoets "urenlang" doorheen, al kijkend in verwondering. Een kind in een speelgoedwinkel.
En als ik weer bij het tunneltje beland ben, zie ik op mijn telefoon, die uit de gewone wereld afkomstig is, dat er daar maar één uur is verstreken.
"Tihihime, time's on my side", neurie ik dan meestal in tevredenheid.





Het gebied bestaat voor een groot deel uit water.
Veel water
De Barneveldse beek loopt erdoor, er zijn 2 poelen en er is een rietmoeras.
Dat alles lokt uiteraard veel vogels aan en die lokken weer veel liefhebbers.
De meeste liefhebbers die ik daar zie, komen met enorme uitrustingen aanzeulen. Zoals statieven en daarop camera's met toeters van telelenzen.
Die dingen zien er uit of ze elk moment voorover zullen kieperen. Maar gelukkig "hangt" er aan de andere kant dan weer een meneer met een zware tas vol andere lenzen.
Ik moet dan wel eens glimlachen als ik mijn kleine compactcameraatje tevoorschijn haal. Maar dat doen zij ook als ze mij zien.
En eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik er waarschijnlijk ook met zo'n telelens zou staan als ik het gekund had.
Maar ik merk tegenwoordig met mijn beknopte uitrusting wel dat ik meer tijd besteed om rustig te kijken. Ik heb natuurlijk ook meer tijd.
"Elk nadeel hep se voordeel."  



Enfin; ik kan dus geen vogels op grote afstand fotograferen, maar als je rustig doet kun je ook dichterbij mooie plaatjes schieten.
De twee meerkoeten bij voorbeeld werden in eerste instantie een tikje onrustig door mijn aanwezigheid. Maar nadat ik een minuut of tien stil had gezeten besloten ze dat ik niet gevaarlijk was. Resultaat: een heel aardig plaatje.
En zelfs een vogel als de fazant kwam dichterbij nadat ik een poos vrijwel onbeweeglijk was geweest. En fazanten vluchten bij het minste of geringste onraad. Dus dat betekende dat ik uiterst langzaam mijn camera moest richten. Dat mislukte een paar keer en dan schoot hij weg. Maar de lekkere zaadjes in de akker bleven lokken, dus kwam hij weer tevoorschijn. En als hij bewoog, moest ik uiteraard weer stil blijven zitten. Na drie kwartier had ik hem toch twee keer redelijk goed geschoten.
Ik ben het helemaal eens met de Stones:. "Tihihihime, time's on my side. Yes it is."







x

x

woensdag 1 april 2015

NET MENSEN

De flat
Ik hou van dieren.
En ik hou ook van documentaires over dieren.
Maar ik heb een oprechte hekel aan films of documentaires waarin dieren menselijke trekjes toegedicht krijgen.
Of wat ik nog erger vind: Als de presentator (meestal Sir Attenborough) met omfloerste stem de wilde dieren een naam geeft!
"De kleine Akiki kijkt beduusd, omdat vader Hasani zo boos doet tegen hem."

Wilde dieren hebben geen voornamen en ze zijn ook niet beduusd.
Een jong dier accepteert domweg de woede van een volwassen soortgenoot.
En ze zijn ook niet verdrietig als hun broertje of zusje gedood wordt.
En ze zijn ook niet ... enfin, je begrijpt wat ik bedoel.




Maar  vandaag moet ik toch iets bekennen, met het schaamrood op de kaken.
Wat gebeurt daar beneden op straat?
Ik was bezig om foto's uit te zoeken voor een aardig verhaal. En daarbij kwam ik er een viertal tegen van Kaalkop-ibissen.
Tot mijn eigen verbazing deden ze me denken aan buurvrouwen in een flat. De een loert vanaf boven wat er op straat gebeurt. Een tweede zit te zonnen, terwijl een derde aan het vrijen is met de meneer van 3 hoog.
Nog even en ik ga ze namen geven... Daar ga ik dan met mijn uitgesproken mening over menselijke trekjes aan dieren geven!
Maar kijk eens naar de foto's. Zeg nou zelf: Die koppies zijn toch net menselijke gezichtjes? Ze lijken ook een beetje op muppets, zie ik nu.
En ze wonen in een soort flatgebouw van nissen.
Ik hou hier over op.
Straks hoor ik Sir Attenborough nog met omfloerste stem in mijn hoofd zeggen: "De kleine Paul kijkt beduusd, omdat hij zichzelf zo belachelijk maakt."




Heerlijk, dat zonnetje

Maar meneer Janssen toch