woensdag 27 mei 2015

GERIEFHOUT

Bij de boerderij
Weet nog iemand wat geriefhout is?
Ik zal het je vertellen, want tenslotte is dit een blog met vertellingen.
Geriefhout is de verzamelnaam voor aanplant van bomen die boeren vroeger bij of dichtbij hun boerderij hadden staan.
Dat kon een bosje van enkele tientallen vierkant meters zijn, op korte afstand van de boerderij. De naam kan ook slaan op een rijtje bomen en struiken bij de boerderij zelf. En zelfs een rij bomen en struiken als afscheiding van weilanden of akkers kon dienst doen als geriefhout.
De naam zegt eigenlijk al waar het toe diende.
Zulke aanplant leverde hout ten gerieve van de boer en zijn gezin.
Je moet je voorstellen dat men in vroeger dagen zelfvoorzienend was.
Dat is heus niet iets nieuws van deze tijd.
Het enige verschil is dat de achterliggende noodzaak verschilt.




Of bij de akker
De boeren waren het omdat er geen andere mogelijkheden waren.
Ze hadden het meestal niet breed. En als ze wel geld hadden, dan waren er in dorpen geen winkels waar je bij voorbeeld gereedschap kon kopen.
Dus maakten ze dat zelf van hout dat ze voor dat doel hadden aangeplant.
In de polder waar ik regelmatig kom, is het altijd al drassig geweest.
In zulk gebied groeien van nature veel wilgen, elzen en berken.
Van wilgenhout vlocht men onder andere manden en stoelzittingen. Je kon er ook matten van vlechten en die weer verstevigen met klei of modder.
Altijd bruikbaar. Er werden ook fluitjes van gesneden om heksen te verjagen.
De schors werd gebruikt als pijnstiller en uit het hout werden klompen gesneden. Klompen kon je ook goed uit elzenhout vervaardigen, hoewel dat zachter was en dus ook minder duurzaam. Zulk zacht hout was het meest geschikt om lepels, kommetjes en schalen te snijden.




Straatoplichting
Berken zijn minder bruikbaar als houtleverancier. Het hout is veel te zacht.
Dat komt omdat ze zo snel groeien.
En dat is nu precies waarom de immer praktische boer ze toch aanplantte.
Snelgroeiende bomen zijn handig als je een windkering nodig hebt naast je huis.
En als je ze aanplantte langs het pad naar je huis had je 's avonds plezier van hun witte stammen. Je moet je voorstellen dat er in vroeger tijden geen straatverlichting was .
In ieder geval niet in de polder. Als je dan met je olielamp naar huis kwam, was je blij dat de witte stammen je de weg wezen.
Geriefhout is eeuwenlang bepalend geweest voor het beeld van de Hollandse polder.
Ik heb van de week eens rondgereden in "mijn" polder, op zoek naar geriefhout of desnoods de restanten ervan. Ik moest nog flink zoeken, zeg.
Want de ruilverkaveling heeft van de polder een vlak weidelandschap gemaakt.
En de moderne boer haalt zijn gereedschap bij de corporatie. En zijn bestek, kommen en schalen bij de grote winkelketens, net als wij.
Het geriefhout is dus aan het uitsterven. En daarmee vervaagt mijn romantische beeld van de polder met zijn boerderijen. Daar word ik soms een tikje nostalgisch van.
Maar dan troost ik me met de gedachte dat nostalgie ook romantisch is.





donderdag 21 mei 2015

FLUITJE 2

Aan het gereedschap zal het niet liggen
Doorgaans schrijf ik niet twee verhalen achter elkaar over hetzelfde onderwerp.
Maar deze keer wil ik een uitzondering maken om mijn trouwe lezers ter wille te zijn.
Ik kreeg namelijk een aantal reacties waarin me gevraagd werd hoe het experiment met het fluitje is afgelopen. 
Welnu, over mijn poging om een werkend fluitje te snijden kan ik kort zijn: MISLUKT! 

Een werkend fluitje?     Daar kun je naar fluiten. 
Ik kreeg het met mijn anderhalve hand niet eens voor elkaar om een niet werkend instrumentje te produceren. En ik had uit principiële overwegingen maar één stengel meegenomen. 
Dus dan zou dit het einde van het verhaal van vandaag zijn, ware het niet dat ik buiten de waard had gerekend. Of beter gezegd: buiten de waardin, in de persoon van een van mijn zussen. Ze kwam vanavond op bezoek met in haar hand...  een bosje witte polderbloemen. 
En met een lachend gezicht. Ook zij was benieuwd hoe een fluitje van fluitekruid zou klinken. En derhalve had ze een stengel geplukt en meegenomen. 
Volgens de aanwijzingen die ik vanuit overlevering wist te vertellen heeft ze bij mij in het keukentje een fluit gesneden. Dat wil zeggen dat ze de stengel keurig volgens het boekje bewerkt had, maar er kwam geen enkel geluid uit. 




Vooral vermaak
We vermoedden dat de fluit wellicht iets te lang was, dus heeft ze hem een stukje ingekort. Zelfs tot twee keer toe. Maar het resultaat bleef bedroevend. 
Nou ja, bedroevend.... We moesten er eigenlijk wel om lachen. 
De enige die het experiment zeer nauwlettend en serieus observeerde was Jaap, mijn valkparkiet. Achteraf vroeg ik me af of hij soms een toon hoorde die wij niet konden horen. 
In dat geval hebben we per ongeluk vandaag 's werelds eerste valkparkietenlokfluitje uitgevonden. En een fantastisch woord voor scrabble of wordfeud. 
Enfin, we hebben de proef maar gestaakt. 
En omdat mijn zus, net als ik, vind dat je niet zomaar bloemen of planten uit de natuur moet plukken, besloot ze de bloemen die aan de stengel zaten in een vaasje te zetten. 
Op die manier heeft die ene stengel in ieder geval nog twee doelen gediend. 
Drie eigenlijk, want ook dat vaasje met bloemen vond Jaap duidelijk erg interessant. 
Gelukkig kwam hij na enkele pogingen om de blaadjes op te eten tot de conclusie dat ze niet echt lekker waren. Een experiment dat ik graag aan hem over heb gelaten. 
Al met al dus een avond ter lering ende vermaak. 

Al snap ik er geen fluit van waarom....   ach laat maar.




vrijdag 15 mei 2015

FLUITJE

Alles kleurt wit
Een fluitje is een klein bierglas. Of een oblie. Of een waterral.
Of zelfs gewoon een fluitje!
Iedereen weet wat een fluitje is en hoe het klinkt.
Neem nu een scheidsrechtersfluitje. Je ziet het beeld voor je en je hoort het geluid al in gedachten.
Of bij voorbeeld een hondenfluitje. Zo'n fluitje wat jij zelf niet of nauwelijks hoort, maar je hond des te beter?
Denk eens aan zo'n gekleurd plastic blokfluitje voor kinderen. Hoor je dat irritante voortdurende en valse geluid al?
En je weet ook hoe een dwarsfluit klinkt. Of een panfluit.
Ik weet dat natuurlijk ook. Maar vanmiddag reed ik weer eens door de polder en daar zag ik overal fluitekruid staan. Een plant die in deze tijd van het jaar overal te bewonderen is. Alle wegkanten kleuren wit van de bloemenschermen.




Een zo dik mogelijke stengel
Ik vind het elk voorjaar weer een prachtig gezicht.  En ik vind de naam zo leuk.
Toen ik nog regelmatig publiekswandelingen gidste vertelde ik mijn toehoorders dat kinderen vroeger fluitjes sneden uit de stengels van het fluitekruid. En dat de plant daar zijn naam aan te danken heeft. Maar... je raadt het al: Ik heb eigenlijk geen idee hoe zo'n fluitje nu klinkt.

Het enige dat ik ervan weet, is dat je (uiteraard) een zo dik mogelijke stengel moet kiezen.
Die moet je dan twee keer vlak onder een knoop afsnijden. Zodat je een pijp krijgt met één open kant en één dichte. Vervolgens dien je dichtbij de dichte kant de stengel over de lengte een keep te geven van ongeveer 10 cm. En voilà: de fluit is klaar!
Een fluitje van een cent en toch gratis.
En nu vraag ik me al de hele avond af wat voor geluid een dergelijk fluitje toch voortbrengt.
Een soort gepiep zoals ik als kind maakte met een grasblad tussen mijn duimen?
Of meer als het eendengekwaak dat je kon produceren met een duivenring en een stuiver?
Het laat me niet meer los. Ik wil het weten . Dus misschien ga ik morgen een paar stengels halen. En dan ga ik het proberen. Het is toch een fluitje van een cent?  Kinderwerk?
En dan zou ik het zelf nu niet voor elkaar krijgen?
Dat zou me een aanfluiting zijn!



Elk plekje met wat gras volstaat

Bloemenschermen


















Wegkanten vol, zover het oog reikt

woensdag 6 mei 2015

TROEBEL

Weer een mooi oud woord: troebel. Zoals bekend, hou ik van zulke oude woorden.
En ik hou van meer oude zaken. Neem nu de stad waar ik inmiddels 11 jaar woon.
In die jaren ben ik mijn stad gaan waarderen. En die waardering is stilaan tot liefde gegroeid.
Het is een stad met een gezellig en vooral mooi oud centrum, waar nog restanten van de stadsmuren uit de veertiende en vijftiende eeuw bewaard zijn gebleven.
En er is zelfs een complete straat waar de huizen in de vijftiende eeuw gebouwd zijn van de stenen van de afgebroken oudste stadswal. Die straat heeft een zeer toepasselijke naam: Muurhuizen. De huizen die gebouwd zijn van de muur.
Als ik met mijn scootmobiel rondrijd in het centrum zie ik overal prachtige oude gebouwen. Sommige dateren oorspronkelijk ook nog uit die veertiende eeuw.
Andere weer uit de de drie eeuwen daarna. In al die centennia zijn ze meermalen gemoderniseerd, steeds volgens de normen van de betreffende periode.
Eén van de belangrijkste veranderingen aan de oorspronkelijke huizen was het aanbrengen van glazen ramen, vermoed ik. Wat zal dat een verandering geweest zijn!
Tot dan toe hadden alleen paleizen, kerken en kloosters een dergelijke luxe.




Maar dan wordt het ook betaalbaar voor de gegoede burgers en rijke kooplieden.
In plaats van alsmaar te leven in donkere ruimtes konden de bewoners ineens bij al hun bezigheden zonlicht zien. De geschiedkundigen hadden die periode ook best de Verlichting kunnen noemen wat mij betreft.
Nou moet je je overigens geen heldere ruiten voorstellen zoals wij die nu kennen.
Deze ruiten werden gemaakt van erg troebel glas. Vaak had dat een gele of groene waas.
Men wist nog niet hoe het helder te maken.
En bovendien kon men destijds geen ruiten maken van één dikte. Ze waren in het midden meestal dikker dan aan de randen. En ze waren klein; maximaal 15 centimeter hoog en breed. Gevat in dikke loden randen, die het zicht op de buitenwereld ook niet bevorderden.
En dergelijke ruiten vind ik nu leuk om te fotograferen.
Omdat die noviteiten van de veertiende eeuw in mijn hedendaagse ogen artefacten zijn.
En ik hou nu eenmaal van artefacten.
Ik ben als mens in de eenentwintigste eeuw in dat opzicht nog steeds een beetje als de ruiten uit de veertiende eeuw: lichtelijk getroebleerd.







zondag 3 mei 2015

OUWE KOEIEN

Toupetje
Ik heb eens een poosje overal waar ik kwam koeien gefotografeerd. In de polder, langs landweggetjes, bij kinderboerderijen, tijdens weekje weg... overal.
En het is me toen opgevallen dat er in de polders waar ik regelmatig kom in bijna alle weilanden maar één ras te zien is: Holsteiners.
Dat zijn van die hooggebouwde schonkige melkkoeien. En omdat hun horens afgezaagd zijn, lijkt het of ze een slecht zittend toupetje op hun kop hebben.
Ik heb uit gesprekken met boeren begrepen dat het goede melkkoeien zijn, maar ik kan ze niet mooi vinden.
Ik hou van de ouderwetse rassen. Rassen als Fries -Hollands bont.
Dat zijn in mijn ogen nu mooie koeien; laaggebouwd, niet zo mager en rood- of zwartbont. Ik was dan ook blij dat er in de polder steeds meer hobbyboeren gekomen zijn die niet slechts economische normen hanteren.
Ik zie bij hen tegenwoordig steeds vaker een wei met daarin een stier, twee of drie koeien en wat jongvee dat gewoon nog een jaartje mag blijven.
Al zijn dat dan meestal wel buitenlandse vleeskoeien.



Oorbellen
Want de uitheemse vleeskoe is populair bij de hobbyboeren.
Ik kom in de polder steeds vaker rassen tegen als Blonde d'Aquitaine, Charolais en Yersey. Fraaie dieren om te zien. Ze zijn ook bijzonder fotogeniek, maar...
ik vind bij nader inzien toch dat ze niet thuishoren in "mijn" Hollandse poldertje.
De hobbyboer biedt dus ook de oplossing niet voor mijn onvrede.

Nee, ik ben tot de conclusie gekomen dat ik domweg terug verlang naar de beelden uit mijn jeugdjaren. Naar weilanden die omheind werden door bosschages en scheve houten hekjes in plaats van door prikkeldraad. Naar de pracht van weidebloemen tussen het gras. Naar koeien die nog horens mochten dragen. Wat zou ik die ouwe koeien graag weer uit de sloot halen.



Toch fotogeniek